Behandeling van milde hypertensie tijdens de zwangerschap
Volwassen vrouwen, behandeld met medicatie voor milde hypertensie tijdens de zwangerschap, hadden minder nadelige zwangerschapsuitkomsten dan zwangere vrouwen die geen behandeling kregen. De behandelde vrouwen hadden minder kans op een vroeggeboorte of ernstige zwangerschapscomplicaties, zoals pre-eclampsie. De medicatie had geen invloed op de foetale groei. De resultaten van de studie, waaraan meer dan 2400 zwangere vrouwen deelnamen, zijn recent gepubliceerd.
Het was voorheen onduidelijk of de behandeling van milde
chronische hypertensie tijdens de zwangerschap voordeel had. In de huidige
studie is dan ook onderzocht of het laag houden van de bloeddruk de incidentie
van ongunstige zwangerschapsuitkomsten vermindert, zonder de foetale groei te
beïnvloeden.
Milde chronische hypertensie
Aan deze gerandomiseerde studie deden zwangere vrouwen met milde chronische hypertensie (< 160 mmHg systolische druk; 100 mmHg diastolische druk) en een zwangerschapsduur van minder dan 23 weken mee. Ze werden tot 6 weken na de bevalling gevolgd. Een deel van de vrouwen werd actief behandeld met antihypertensiva (aanbevolen voor gebruik tijdens de zwangerschap) om de bloeddruk laag te houden (< 140/90 mmHg). De controlegroep kreeg deze behandeling niet, tenzij er sprake was van ernstige hypertensie (systolische druk ≥ 160 mmHg; of diastolische druk ≥ 105 mmHg).
Resultaten
Er werden 2408 vrouwen geïncludeerd in de studie. De primaire uitkomst (een combinatie
van pre-eclampsie met ernstige kenmerken, medisch geïndiceerde vroeggeboorte
bij minder dan 35 weken zwangerschap, loslating van de placenta of foetale of
neonatale sterfte) kwam bij de actieve behandelgroep significant minder voor
dan bij de controlegroep (30,2% versus 37%; p<0,001). De veiligheidsuitkomst
(een geboortegewicht onder het 10e percentiel voor de betreffende zwangerschapsduur)
was 11,2% in de behandelgroep en 10,4% in de controlegroep en niet significant
verschillend (p=0,76).
Verder was er geen verschil in incidentie van ernstige maternale complicaties
tussen de behandelgroep en de controlegroep (2,1% versus 2,8%). Dit gold ook voor
de incidentie van ernstige neonatale complicaties (2,0% versus 2,6%). In de
actieve behandelgroep, in vergelijking met de controlegroep, was de incidentie
van pre-eclampsie (24,4% versus 31,1%) alsook de incidentie van vroeggeboorte (27,5%
versus 31,4%) lager.
Conclusie
Bij zwangere vrouwen met milde chronische hypertensie was een strategie gericht op het behouden van een bloeddruk onder de 140/90 mmHg geassocieerd met betere uitkomsten dan wanneer er enkel behandeld werd bij ernstige hypertensie. Bij de actieve behandelgroep was geen groter risico op een te laag geboortegewicht.
Geschreven door:
Aurora van de Loo
Referentie:
1. Tita AT, et al. NEW ENGL J MED. 2022; https://doi.org/10.1056/NEJMoa2201295