Het officiële MedZine Blog

Achtergrond bij het medisch nieuws

Ontwikkelingen in behandeling hartfalen

Ontwikkelingen in behandeling hartfalen

Het remmen van miR-25 kan zorgen voor enig herstel van de hartspiercellen bij hartfalen (HF). Dit blijkt uit in vitro onderzoek met menselijke cellen en onderzoek bij muizen uitgevoerd door wetenschappers van het UMC Utrecht en een onderzoeksgroep in San Diego. MedZine sprak met cardioloog prof. dr. Pieter Doevendans en onderzoeker dr. Joost Sluijter over deze en andere ontwikkelingen binnen de behandeling van hartfalen.



Dr. Joost Sluijter leidt de onderzoeksgroep die is gericht op het detecteren van hartschade en het herstel daarvan. Prof. dr. Doevendans is hoofd van de afdeling cardiologie in datzelfde ziekenhuis. Samen met Dr Alain van Mil (UMCU en San Diego), waren beiden betrokken bij het onderzoek naar miR-25 en toonden aan dat het extra toedienen van een remmer van miR-25 de calciumbalans in de hartspiercellen verbetert. Door het extra toedienen van het micromateriaal in muizen werd de calciumbalans verstoord en werden hartproblemen veroorzaakt. Wanneer de muizen met HF door een hoge bloeddruk miR-25 remmers kregen toegediend, werd de balans hersteld en ging het hart krachtiger pompen, waardoor de levensverwachting toenam.

Calciumhuishouding
Sluijter: “Calcium zorgt ervoor dat de cel, en daardoor het hart, goed kan samentrekken. Het eiwit dat ervoor zorgt dat de spier zich weer kan ontspannen is het SERCA 2-gen. Het blijkt dat de calciumpomp bij HF-patiënten onvoldoende werkt en dat hun calciumhuishouding verstoord is.” Het onderzoek van de drie wetenschappers toont aan dat miR-25 een invloed heeft op deze pomp. “Door dit genetische materiaal te remmen, kun je het hart weer deels laten herstellen”, aldus Sluijter.   

Vervolgonderzoek moet uitwijzen of dit effect ook zichtbaar is in een menselijk hart. “We gaan nu  onderzoek doen op grote proefdieren. In dit geval varkens, omdat hun hartspier op vergelijkbare wijze functioneert met die van de mens.”

Ondanks dat de resultaten positief zijn, zijn beide onderzoekers nog voorzichtig met uitspraken doen  over mogelijke therapieën. Doevendans: “Voordat deze resultaten daadwerkelijk leiden tot een behandeling moeten er nog veel stappen worden gemaakt. Daarbij weten wij ook niet zeker of een therapie op basis van dit principe geschikt is voor iedere patiënt met HF. Bij mensen met een erfelijke belasting zou de therapie heel gunstig kunnen zijn, maar iemand die een aantal hartaanvallen heeft gehad waardoor het hart nu minder goed functioneert, zou er misschien minder baat bij kunnen hebben.”

Stamceltherapie

Doevendans is naast zijn werk aan het onderzoek over microRNAs ook betrokken bij onderzoek over stamceltherapie, iets waarover het UMC Utrecht overtuigd is. “Maar wij zijn nog op zoek naar de optimale cel en toedieningsmanier”, aldus de professor. Stamcelonderzoek voor het hart is lastig volgens de twee mannen en dat is in het verleden vaak onderschat. Doevendans: “Pas sinds een aantal jaar kijken we naar het effect van het stimuleren van de eigen stamcellen, onder andere met groeifactoren en microRNAs. Wij hebben het idee dat de stamcellen uit het beenmerg niet de juiste cellen zijn, zoals het basisidee was, maar dat we gebruik moeten maken van cellen uit vetten, mesenchymale stamcellen of liever nog stamcellen uit het hart zelf.”

Maar het gebruik maken van de stamcellen uit het hart zelf is lastig en belemmert de snelheid van de onderzoeken. In vergelijking met bijvoorbeeld een darm, zitten er in een hart veel minder stamcellen. Doevendans: “Bij een hart is het minder evident, omdat de hartspiercellen erg lang meegaan. Dus de regeneratiecapaciteit van een hart is veel minder dan dat van een lever of een darm.” Sluijter voegt hieraan toe: “En wat je ook niet moet onderschatten is dat het hart eigenlijk nooit rust heeft. Andere organen, zoals de darm, hebben perioden dat ze het wat rustiger aan kunnen doen.”  

Spierbolletjes
Volgens Doevendans gaat de behandeling van HF de komende tijd flink veranderen. Niet alleen omdat het onderzoek naar stamceltherapie van richting is veranderd, maar ook omdat er flinke stappen worden gemaakt in zowel mechanische ondersteuning als de farmacologische behandeling. “Wij doen in Utrecht veel onderzoek naar de optimalisering van steunharten. Deze pompen gaan steeds langer mee en werken steeds beter. Ook krijgen we meer kennis over de redenen dat de hartspier zo snel achteruit gaat.”

Wat de twee wetenschappers ook niet aan de kant schuiven, is onderzoek naar het injecteren van klompjes hartspiercellen, zogenaamde spierbolletjes. Doevendans: “We hebben zojuist het smart care project van het BMM programma in Nederland afgerond. Dit is een publiek-private samenwerking waarbij de overheid geld heeft gegeven aan universiteiten en bedrijven voor het stimuleren van onderzoek. Wij hebben met dit project geprobeerd kleine spierbolletjes te creëeren die in het hart kunnen worden geïnjecteerd.” Sluijter: “Een belangrijk verschil met stamcelonderzoek is dat dit al echte hartspiercellen zijn. Dus dan praat je niet over geïsoleerde cellen die je apart injecteert, maar over klompjes cellen die je injecteert. En doordat je ze buiten het lichaam kweekt, kun je ze genetisch manipuleren waardoor ze, zodra ze geïnjecteerd zijn, doen wat je wilt dat ze doen.”  

MedZine plaatst het nieuws in perspectief met interviews en reacties van experts op dat wat er in de medische wereld speelt.

Lees hier meer testimonials van HCP-ers en adverteerders

Volg ons