Lagerhuisdebat biosimilars: verdeeldheid over switchen
Ruim dertig professionals uit de gezondheidszorg kwamen op 28 mei 2015 samen in de Domus Medica te Utrecht voor een Lagerhuisdebat, georganiseerd door Nefarma en het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM). Aan de hand van drie stellingen bediscussieerden de aanwezigen het toenemende gebruik van biosimilars. Moet een patiënt indien mogelijk worden behandeld met het goedkopere alternatief? En wie is er verantwoordelijk voor het omzetten: de patiënt, de arts of de zorgverzekeraar?
Een biosimilar mag worden ontwikkeld na het verlopen van het patent van de originele biological, maar is geen generiek medicijn omdat het niet identiek is aan de oorspronkelijke variant. Die is dankzij zijn biologische oorsprong namelijk niet exact te kopiëren. Op basis van de structuur wordt aangenomen dat de werkzaamheid van de biosimilar overeenkomt met het origineel, maar tegen een veel scherpere prijs. Hoewel de meningen van deskundigen over het daadwerkelijk mogen vergelijken van de werkzaamheid nog uiteenlopen, kwam in het voorjaar van 2015 toch de eerste biosimilar voor Infliximab in Nederland op de markt.
Tweespalt
Veel artsen, zoals dr. Mike Nurmohamed, reumatoloog aan het
VUmc, zijn van mening dat patiënten niet zomaar mogen worden omgezet naar een
biosimilar als zij eenmaal goed zijn ingesteld op een biological. Onderzoek
naar bijwerkingen of een terugval is er in veel gevallen nog niet voldoende,
waardoor de Nederlandse Vereniging van Reumatologen (NVR) in haar richtlijn adviseert
om patiënten voorlopig nog niet over te laten stappen. Andere belanghebbenden,
zoals zorgverzekeraars, verwachten een sterke daling in de zorgkosten dankzij
de introductie van biosimilars. Volgens hen kan dit niet worden genegeerd.
Verantwoordelijkheid
Henk Eleveld, manager farmaceutische zorginkoop bij Menzis,
legt uit dat overstappen naar een biosimilar op een verantwoorde wijze moet kunnen
plaatsvinden, in samenspraak met zowel arts als patiënt. Hij stipt aan dat de
besparingen hoog kunnen oplopen: “In Noorwegen werd de biosimilar voor
infliximab geïntroduceerd met een korting die opliep tot 70 procent. Dat
kan ruim 100 miljoen euro besparen.” Dit is volgens Martin Favié, voorzitter van
de Bond van de Generieke Geneesmiddelenindustrie Nederland (BOGIN), dan ook een
reden om verantwoord overstappen te overwegen. “Ziekenhuizen dragen een
maatschappelijke verantwoordelijkheid.”
Onderzoek
Verschillende ziekenhuizen hebben sinds kort die
verantwoordelijkheid genomen en inmiddels zijn op verschillende plaatsen in
Nederland onderzoeken gaande, zoals in Nijmegen. Apotheker Bart Benraad,
werkzaam in de Maartenskliniek, vertelt over zijn samenwerking met het
Radboudumc. Alle patiënten in beide ziekenhuizen die worden behandeld met een
TNF-alfaremmer, worden overgezet op een biosimilar en in geval van klachten wordt
de behandeling voortgezet met het oorspronkelijke middel. Ook het College ter
Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) stelt inmiddels in haar richtlijnen dat er
genoeg bewijslast is voor de veiligheid van biosimilars, en dat patiënten
daarom veilig kunnen worden omgezet mits is voldaan aan bepaalde voorwaarden.
Patiëntenperspectief
Michele Manto, directeur van farmaceutisch bedrijf AbbVie en
voorzitter van de biosimilar-werkgroep van Nefarma, vat de discussie samen. Hij
stelt dat het aantal gebruikers van biosimilars vanzelf zal toenemen, want veel
chronisch zieke patiënten stuiten jaarlijks op het probleem dat hun medicatie
na verloop van tijd niet meer werkt. “Zij moeten op medische gronden een ander
middel krijgen. Dat kan net zo goed een biosimilar zijn.” Tineke Markus,
directeur van de Crohn en Colitis Ulcerosa Vereniging Nederland (CCUVN), denkt ook
vanuit het perspectief van de patiënt. Volgens haar zijn velen blij als ze
eenmaal zijn ingesteld op een geneesmiddel maar staan ze niet te springen om
over te stappen. “Bij twijfel moet je niet inhalen. Geld mag niet de enige
reden zijn”, aldus Markus.
Bron: Nefarma, Lagerhuisdebat Nefarma-IVM