Het officiële MedZine Blog

Achtergrond bij het medisch nieuws

Wesseling: “Bij COPD lopen behandelingsmogelijkheden achter op diagnostiek”

Wesseling: “Bij COPD lopen behandelingsmogelijkheden achter op diagnostiek”

In augustus dit jaar publiceerde COPD expert dr. Alvar Agusti zijn review ‘The path to personalised medicine in COPD’ in Thorax. Hierin blikt hij terug op decennia van kennisvergaring over COPD en de ontwikkelingen van de GOLD standaard voor diagnostiek en behandeling. Diagnostiek is nog niet multidimensionaal genoeg vindt Agusti. De Nederlands longarts prof. dr. Geertjan Wesseling reageert. “We weten wel steeds meer over individuele diagnostiek, maar vaak zonder therapeutische consequenties.”

Waar men bij COPD eerst nog alleen naar de FEV1 (Forced Expiratory Volume in 1 seconde) keek denkt men daar nu anders over. “Je ziet eigenlijk al meer dat die FEV1 nu niet meer de ziekte is, maar veel meer een risicofactor. Zoals hoge bloeddruk eigenlijk ook niet een ziekte is, maar een risicofactor. De ziekte zelf is een hele verzameling van andere klachten, verschijnselen en stoornissen. Het is inderdaad zo dat die FEV1 voor individuele patiënten nauwelijks een voorspellende waarde heeft voor overleving, kwaliteit van leven, inspanningstolerantie of zorgconsumptie. Met andere woorden, die FEV1 vertelt niet eens een deel van het verhaal”, zegt Wesseling hierover. Sinds 2011 vermeldt de GOLD (Global Initiative for Chronic Obstructive Lung Disease) standaard van de WHO dan ook dat er bij diagnostiek twee andere factoren betrokken moeten worden; het niveau van ervaren symptomen door de patiënt en het risico op exacerbaties. Wesseling: “Dat is al heel wat meer dan het platte concept van wat we vroeger hadden van COPD.”

Uitgebreide diagnostiek

Agusti vindt dat op basis van de huidige kennis over COPD, diagnostiek veel uitgebreider zou kunnen. Zo doet hij een oproep om als arts ook rekening te houden met individuele verschillen in onder meer ontstekingsfactoren in de longen, zichtbare symptomen bij imaging en chronische luchtweg kolonisatie. Daar is Wesseling het mee eens. “Het is goed bij iedere patiënt individueel te kijken wat er aan de hand is. De één is juist te mager, de ander is te dik. De één die rookt nog, de ander is gestopt. De één heeft veel exacerbaties en de andere juist niet. Welke ontstekingsmediatoren spelen een rol in de patiënt? Dus goed kijken naar waar de patiënt last van heeft en waar je als zorgverlener kunt ingrijpen. Dat beschrijft Agusti heel goed.”

Volgens Wesseling is het wel zo dat de behandelingsmogelijkheden om daadwerkelijk op individueel niveau op patiënten in te grijpen nog beperkt zijn. “Ja, er wordt per patiënt steeds beter ontrafeld wat er aan de hand is, maar aan de interventie kant hebben we nog niet veel om te differentiëren. Want elke patiënt krijgt luchtwegverwijders, elke patiënt krijgt een advies om te bewegen en elke patiënt krijgt het advies te stoppen met roken en om niet meer te beginnen. En als we al iets aan de inflammatie willen doen, dan krijgen ze vrijwel allemaal beclometason of een vergelijkbaar middel. Met andere woorden, ook als je goed ontrafelt wat er bij een individuele patiënt nou aan de orde is, vind je daar in de behandelstrategie nog niet zo veel van terug”, aldus Wesseling.

Nieuwe kansen

Toch is de door Agusti geschreven uiteenzetting van gepersonaliseerde mogelijkheden die COPD diagnostiek kunnen verbeteren, volgens Wesseling geen verspilde moeite. “Er zijn nu veel meer aanknopingspunten voor behandeling”, zegt Wesseling. En dat kan voor snelle ontwikkeling van behandelingsmogelijkheden zorgen denkt de hoogleraar. “Er zijn wel stappen gezet op het gebied van behandeling van COPD in de laatste twintig jaar. Zoals bijvoorbeeld op het gebied van luchtwegverwijders. Die zijn nu potenter dan twintig jaar geleden. En dat heeft zeker invloed op kortademigheidsklachten en op de inspanningstolerantie. Een aantal van die luchtwegverwijders heeft nu aangetoond positief effect op de kans op het krijgen van exacerbaties. En er is een effect aangetoond op de kwaliteit van leven. Dat is wel heel positief”, aldus Wesseling.

Waar we ons bij COPD op moeten richten volgens Wesseling is de verandering van COPD zorg op logistiekniveau en op de ontwikkeling van specifiekere anti inflammatoire medicatie. Daar richt hij zich dan ook op. Wesseling: “Eén van mijn werkzaamheden is het strategisch mee denken met de regio zorggroep van huisartsen om meer deskundigheid over COPD in de eerste lijn te krijgen. Ik blijf van mening dat de meeste COPD patiënten gewoon bij de huisarts behandeld zouden kunnen worden. Er moet dan wel deskundigheid zijn, maar het ontlast de specialistische COPD zorg wel heel erg. Het levert daarom veel op.”

Daarnaast houdt de hoogleraar zich ook bezig met de farmaceutische industrie. “Ik vind dat farmaceuten zich meer zouden moeten richten op de ontwikkeling van specifieke anti inflammatoire middelen voor patiënten. Daar is nu helemaal geen persoonlijke behandeling mogelijk. Via mijn relaties met de farmaceutische industrie krijg ik wel de kans om mee te denken, om te adviseren en ook een beetje om feedback en kritiek te geven.”

Bron: Thorax

MedZine plaatst het nieuws in perspectief met interviews en reacties van experts op dat wat er in de medische wereld speelt.

Lees hier meer testimonials van HCP-ers en adverteerders

Volg ons