Het officiële MedZine Blog

Achtergrond bij het medisch nieuws

Westgeest: We moeten ons goed bewust zijn aan welke patiënten we immunotherapie kunnen voorschrijven

Westgeest: We moeten ons goed bewust zijn aan welke patiënten we immunotherapie kunnen voorschrijven

Het immunotherapiecentrum in het Amphia Ziekenhuis in Breda, vervult een belangrijke rol in de regio Noord-Brabant. Internist-oncoloog drs. Hans Westgeest is nauw betrokken geweest bij het opzetten van dit immunotherapiecentrum, dat op 9 november 2017 officieel geopend is. Een van de belangrijkste vragen die hij zich blijft stellen is: “Wat moet ik doen bij die patiënt die eigenlijk niet lijkt op de patiënt die behandeld is in een van de grote registratiestudies.” Het antwoord ligt volgens hem in registers.


Westgeest is samen met collega internist-oncoloog Bert-Jan ten Tije in het Amphia Ziekenhuis in Breda begonnen met immunotherapie. Inmiddels is het in Breda gelukt een goed lopend immunotherapiecentrum op te bouwen en is er een regionale samenwerking. Westgeest: “We zijn er met name goed in geslaagd om een regionale samenwerking op te bouwen met het Erasmus MC in Rotterdam, het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg en het Bravis ziekenhuis in Bergen op Zoom en Roosendaal.” Hij geeft aan dat er wel een hele hoop kwam kijken bij het opbouwen van het immunotherapiecentrum. “Immunotherapie kun je vergelijken met een teamsport,” zo zegt hij. “Daar heb je een heleboel mensen voor nodig en niet alleen binnen je eigen vakgroep. Je hebt een toegewijde MDL-arts nodig, die bijvoorbeeld binnen 24 uur een patiënt in kaart kan brengen en een scopie kan doen wanneer wij aan een colitis denken, maar bijvoorbeeld ook een toegewijde endocrinoloog en neuroloog.” In het immunotherapiecentrum werken de internist-oncologen nauw samen met de longartsen. Zij zijn ook betrokken bij het wekelijkse multidisciplinaire overleg waarin de vier ziekenhuizen via videoconferencing de casuïstiek van die week bespreken. De patiënten worden ingebracht door de perifere ziekenhuizen en vanuit het Erasmus MC is een consulent betrokken die als klankbord fungeert.


Verschillende indicaties


De ontwikkelingen zijn hard gegaan op de indicaties waar Westgeest zich voornamelijk mee bezig houdt: de melanomen en urogenitale tumoren. “En wat ik zo hoopvol vind aan de immunotherapie, is dat het in zoveel verschillende indicaties werkzaam is: bij blaas- en nierkanker heb ik goede responsen gezien, maar ook bij onder meer leverkanker, Hodgkinlymfoom, Merkelcelcarcinoom en hoofd-/halstumoren is werkzaamheid aangetoond”, vertelt hij. “De echte uitdaging zit in het aanwijzen van de juiste behandeling voor de juiste patiënt.” Maar waar ook een grote interesse van hem ligt: de populaties waarin immunotherapie onderzocht wordt, komen veelal niet overeen met de patiënten die immuno-oncologen in de spreekkamer zien. Westgeest: “We stellen ons vaak de vraag: wat moet ik doen bij die patiënt die eigenlijk niet lijkt op de patiënt die behandeld is in een grote registratiestudie?” Als voorbeelden noemt hij ouderen, patiënten met hersenmetastasen of auto-immuuncomorbiditeit: patiënten die artsen geregeld in de spreekkamer zien.


Real-world data


Westgeest houdt zich bij prostaatkanker bezig met real-world data. In het door hem uitgevoerde CAPRI-register is van vijftienhonderd patiënten met prostaatkanker onderzocht hoe zij behandeld zijn en wat de behandeluitkomsten waren.1 Van hen werden er tweehonderd in klinische studies behandeld. “We hebben ons de vraag gesteld hoe de patiënten die een of meerdere keren in een studie zijn behandeld zich verhouden tot de patiënten die nooit hebben deelgenomen aan een klinische studie”, vertelt de internist-oncoloog. “Het blijkt dat beide groepen een zeer uiteenlopende overleving hebben. De patiënten die in studies behandeld werden, deden het veel beter, maar waren ook duidelijk anders dan patiënten die niet in studies werden behandeld.”

Iets soortgelijks is onderzocht bij de eerstelijns palliatieve behandeling van het niercelcarcinoom. In een Nederlands register, PERCEPTION, werden patiënten gegroepeerd op basis van de criteria waarmee ze in aanmerking gekomen zouden zijn voor deelname aan de registratiestudie voor sunitinib.2 “Uit de PERCEPTION-studie bleek dat er een grote groep patiënten was die wel met sunitinib werd behandeld, maar die op basis van hun karakteristieken nooit in de registratiestudie terecht gekomen zou zijn. Deze patiënten deden het ook veel slechter in vergelijking met de studiepopulatie. Aan de andere kant werd er ook een groep patiënten in het register niet met sunitinib behandeld die daar wel voor in aanmerking kwam. Er lijkt dus zowel sprake te zijn van over- als van onderbehandeling. Dat is niet doelmatig, dus daar is nog veel in te winnen.” Hij concludeert dat dit soort bevindingen kunnen helpen bij het behandelbesluit wanneer je vermoedt dat de patiënt er waarschijnlijk niet veel mee wint. “We moeten ons goed bewust zijn aan welke patiënt we iets voorschrijven. Gegevens uit dergelijke registraties helpen mij hierbij in de spreekkamer. Een studie vertelt mij: werkt een middel of niet. Registers vertellen mij: moet ik dit middel dan bij deze patiënt wel of niet inzetten. En dit is iets wat bij de immunotherapie met behulp van real-world data nog goed uitgezocht moet worden.”


Tekst

Bianca Hagenaars


Referenties

1. Westgeest HM, Uyl-de Groot CA, van Moorselaar RJA, et al. Differences in Trial and Real-world Populations in the Dutch Castration-resistant Prostate Cancer Registry. Eur Urol Focus 2016;pii: S2405-4569(16)30145-6.

2. De Groot S, Sleijfer S, Redekop WK, et al. Variation in use of targeted therapies for metastatic renal cell carcinoma: Results from a Dutch population-based registry. BMC Cancer 2016;16:364.


Lees hier meer testimonials van HCP-ers en adverteerders

Volg ons