PLCRC: op weg naar therapie op maat door integratie van zorg en onderzoek
Zorg en onderzoek volledig integreren, dat is een van de belangrijkste boodschappen in de oratie van prof. dr. Miriam Koopman, internist-oncoloog in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Een belangrijke ontwikkeling om deze integratie voor elkaar te krijgen is het Prospectief Landelijk Colorectaal Carcinoom Cohort, ofwel PLCRC. “Dit onderzoek is een goede manier om de resultaten die we bijvoorbeeld met studies naar immunotherapie bij het colorectaal carcinoom (CRC) hebben behaald, te kunnen evalueren en hopelijk bevestigen in de dagelijkse praktijk”, laat Koopman weten.
CRC is een van de meest voorkomende vormen van kanker in Nederland, vertelt Koopman naar aanleiding van haar oratie op 9 maart jl. voor de leerstoel medische oncologie, in het bijzonder de colorectale oncologie. “Dagelijks komen er veertig nieuwe patiënten bij en overlijden er twaalf. De afgelopen jaren zijn de behandelopties voor deze patiënten ink toegenomen. Het probleem is echter dat we slechts acht procent van onze patiënten in studies includeren. Vervolgens baseren we onze richtlijnen op wat we hebben gevonden bij deze acht procent, veelal jonge, fitte patiënten en vertalen we onze behandeling naar de overige 92%, waaronder ook oudere en niet-fitte patiënten.” In haar oratie doet Koopman een voorstel van hoe dat anders kan: PLCRC, een onderzoek waar inmiddels al een aantal jaar aan gewerkt wordt.
Toestemming
Het PLCRC is een onderzoek waarin patiënten om toestemming wordt gevraagd hun gegevens te mogen gebruiken voor onderzoek. Het gaat hierbij niet alleen over medische gegevens, maar ook over het gebruik van tumorweefsel of buisjes bloed, vragenlijsten over de kwaliteit van leven, voeding en beweging, et cetera. De achterliggende gedachte is dat van íedere patiënt de behandelresultaten nodig zijn, dus niet alleen van die acht procent die in studies behandeld is, om te onderzoeken welke behandeling de grootste kans op succes geeft.
Hoewel in Nederland al veel gegevens geregistreerd worden in het patiëntendossier, bij de Nederlandse Kankerregistratie, het bevolkingsonderzoek naar CRC, en vanuit chirurgische (DICA) en pathologische (PALGA) databases, is er een belangrijk probleem, stelt Koopman. “Zonder toestemming van de patiënt mogen we deze gegevens niet aan elkaar koppelen en op individueel niveau gebruiken voor onderzoek.” De belangrijkste oproep van haar oratie is dan ook om te komen tot één database met daarin gegevens over behandelresultaten, maar ook de mogelijkheid weefsel van patiënten te gebruiken voor onderzoek om uiteindelijk therapie op maat te kunnen bieden. Koopman: “Dit kan alleen met de toestemming van patiënten. De ervaring heeft ons geleerd, dat wanneer patiënten gevraagd wordt hun gegevens te delen voor onderzoek, 95% van hen ja zegt. Helaas wordt op dit moment deze belangrijke vraag niet aan alle patiënten gesteld. We moeten er dus voor zorgen dat iedere patiënt de mogelijkheid krijgt om ja te zeggen.”
MSI-tumoren
“Ook voor de immunotherapie is dit belangrijk”, geeft Koopman aan. “We weten dat een klein deel van de patiënten met uitgezaaid CRC, ongeveer vijf procent, microsatelliet instabiele (MSI)-tumoren heeft. Zij hebben in deze situatie een in verhouding slechtere prognose dan patiënten met microsatelliet stabiele tumoren. De hoge mutational load van MSI-tumoren leidt tot een hoge expressie van neo-antigenen, waardoor deze tumoren bij uitstek goed reageren op immunotherapie. We zien bij patiënten met eindstadium CRC goede resultaten.” Er is op dit moment echter nog geen Europese goedkeuring voor het toepassen van immunotherapie bij MSI-tumoren bij CRC. Koopman: “We zitten hier nu echt op te wachten, zodat we deze behandeling in de dagelijkse praktijk kunnen aanbieden en patiënten vervolgens kunnen volgen via het PLCRC-onderzoek. Zo kunnen we nagaan of we de veelbelovende studieresultaten inderdaad kunnen bevestigen in de dagelijkse praktijk.”
Organoïden
Met de gegevens die in het PLCRC-onderzoek worden verzameld, worden nieuwe studies opgezet die aan specieke groepen patiënten kunnen worden aangeboden. Een concreet voorbeeld en volgens Koopman een zeer interessante ontwikkeling komt uit het basale onderzoek. “In het laboratorium kunnen we een tumor kweken vanuit een biopt, de zogeheten organoïden”, vertelt Koopman. “Met deze technologie, die is ontwikkeld in het laboratorium van Hans Clevers, is nu de eerste darmkankerstudie in Utrecht geopend. We nemen een biopt van de tumor, groeien dit uit in het laboratorium en kijken vervolgens welke behandelingen effect hebben op deze gekweekte CRC-cellen. Dit vergelijken we vervolgens met het behandeleffect bij patiënten. Hopelijk kunnen we hiermee in de toekomst beter voorspellen wie op welke behandeling zal reageren.”
Het toekomstbeeld dat Koopman schetst is een hoopvolle, maar ook een realistische. Door te leren van de gegevens van alle patiënten, zullen er meerdere soorten darmkanker worden ontdekt waarvoor vervolgens in samenwerking met onderzoekers, nieuwe behandelingen kunnen worden ontwikkeld die weer kunnen worden vergeleken met de standaardbehandeling. Met deze aanpak, die niet alleen geschikt is voor CRC maar voor alle vormen van kanker, zullen we de ziekte niet genezen, stelt Koopman in haar oratie, maar is het wel mogelijk therapie op maat te bieden met een betere kwaliteit van leven en betere kansen op overleving.