Van Enst: “In sport kijken we alleen naar het individu”
MedZine sprak topsportarts Gee van Enst over zijn werk bij de Brandloyalty ploeg van de bekende schaatscoach Jac Orie en zijn rol als arts voor de KNSB op internationale wedstrijden. “Als we naar de spelen gaan, ken ik elke schaatser. Dat heeft wel een functie. Dan hoef ik niet altijd een pilletje te pakken als er wat is. Soms kan een vorm van aandacht geven al genoeg zijn.”
Gee van Enst is de eerste sportarts van Nederland. Zijn affiniteit met sport zit diep geworteld. Zelf ging hij als roeier naar de Spelen in 1968 en sindsdien is hij altijd actief blijven sporten. Inmiddels is Van Enst 69 jaar oud. Acht jaar geleden kwam hij in contact met Jac Orie. De coach die sinds 2000 talloze schaatsers naar de wereldtop heeft begeleid. Sinds die ontmoeting is Van Enst de vaste topsportarts van de ploeg. Daarnaast gaat hij vaak mee naar wedstrijden via de KNSB en de NOC. Op internationale wedstrijden, zoals bij de Spelen, is hij voor alle Nederlandse schaatsers de centrale arts in het geval van blessures. “Vanaf het moment dat we in het vliegtuig zitten, weet iedereen: ik ben de dokter. Als iemand zich ellendig voelt tijdens de reis of ter plaatse, dan kan die altijd naar me toe komen of me bellen. Ook als het twee uur ’s nachts is.”
Contact met de schaatsers
Voor zijn eigen ploeg is hij het hele jaar door aan het werk. Dat gaat verder dan behandelingen van blessures. “De schaatsers uit de ploeg ken ik stuk voor stuk en zie ik honderd dagen per jaar. Dat is best veel. Naast alle metingen en dergelijke kan ik dan ook feedback geven doordat ik er bij ben. Als ik ze opeens scheel zie kijken, dan weet ik dat er iets aan de hand is”, zegt van Enst. Samen met Jac Orie probeert hij de juiste omstandigheden te creëren zodat de rijders op hun fitst zijn. “Ik ben reuze gelukkig als de schaatsers met een enorme rugzak prestatie verhogende factoren aan de start van het seizoen verschijnen. De winst is mooi, maar die is uiteindelijk ook afhankelijk van andere factoren, bijvoorbeeld hoe de tegenstander het doet. Ik koppel mezelf los van het idee wie moet winnen. Primair gezien vind ik vooral sport hartstikke leuk. Natuurlijk geniet ik ervan als onze mensen winnen. Maar ik ben nog meer voor mooi schaatsen”, aldus Van Enst.
Persoonlijke begeleiding
Onder begeleiding van Van Enst wordt de toestand van de schaatser het hele jaar gemontitord aan de hand van fysiologische metingen. Van Enst: “Het is de bedoeling dat de sporter van het trainen een tik krijgt, en dat je dit terugziet in de metingen. De vraag is dan ‘hoe groot is deze tik?’. Zodra er iets verandert in die metingen wordt er gelijk bepaald of de trainingsintensiteit moet worden veranderd moet worden of dat we door gaan. Je moet iemand niet de vernieling in trainen.”
Dat is volgens Van Enst ook het grote verschil tussen sportgeneeskunde en reguliere geneeskunde. “Anders dan in de geneeskunde, waarbij er pas wat aan de aan de hand is als gemeten waardes afwijken van het gemiddelde in de literatuur, kijken we bij sport vooral naar gemiddelde van het individu. Iedereen heeft zijn eigen bloedparameters. Als iemand bijvoorbeeld gemiddeld 5,2 leukocyten heeft en er wordt opeens 6 gemeten, terwijl dit eigenlijk een normaal gemiddelde is, dan moet je bij een topsporter toch kijken of er niet iets aan de hand is. Nu ik bepaalde metingen al acht jaar lang meet is er een enorm strak gemiddelde bekend. Een kleine afwijking is dan al snel zichtbaar. Daar hou ik me aan, anders dan in het ziekenhuis zou gebeuren.”
Experimenteel meten
Bij het monitoren van de toestand van de sporters speelt de gevestigde medische kennis een rol, maar worden er ook nieuwe inzichten verworven met het experimenteel meten van fysiologie waardes. “Jac Orie is een echte data-fetisjist. In de goede zin van het woord. Hij verzamelt misschien al wel 14 jaar heel veel data over sporters. Hij heeft soms wel 1000 getalletjes bij een naam staan. Het zou goed kunnen dat ik bijvoorbeeld vandaag gebeld word. Dan heeft Jac een middagje vrij gehad, heeft hij weer een meetvariabele tegen een andere uitgezet en gaat hij lekker aan de telefoon hangen. Dan wil hij weten in welke mate ik het er mee eens ben of niet. En of ik er misschien een argument of verklaring voor heb.”
En dat leidt tot echt pionieren op gebied van sportbegeleiding en training. Zo houdt Van Enst zich nu veel bezig met lactaat en pH waardes. “Lactaat en pH waardes kun je meten. Dat gebeurt bij ons. Daar is in mijn ogen nog heel weinig over bekend, vooral over welke rol dit speelt bij sprinters. De hele sportwereld wil dat lactaat waardes laag blijven, want anders verzuur je. Bij sprinters wil je echter dat dit motortje zo hard mogelijk draait. Nu kijken we hoe de pH zich verhoudt tot de gemeten lactaat waardes”, zegt van Enst. Hij kan echter niet verder in detail treden zonder de concurrentie in de hand te werken. Wel heeft hij een bevriende longarts in vertrouwen genomen. “Met hem kan ik sparren over de meer biochemische en fysiologische kant. Dan heb ik bijvoorbeeld bepaalde ideeën die ik aan hem wil voorleggen. En dan kijk ik of ik gelijk kan krijgen. Of dat hij tegenwerpingen heeft. Dat is iets wat het voor mij heel leuk maakt en het vak interessant houdt”, aldus de sportarts.
Verdere plannen
De planning voor dit seizoen ligt al klaar. “Vanaf oktober ben ik zo nu en dan een week naar wedstrijden. En dan vanaf de lente zijn het vooral trainingskampen. Dat wil ik nog wel zo’n vier jaar doen. Tot na de volgende Spelen.” Compleet stoppen met werken wil Van Enst ook daarna niet. “Een boek over de fysiologie van de sprinter, dat zou ik nog wel willen schrijven. In de drie meter studieboeken die ik hier heb staan, staat nog weinig over de fysiologie van de sprinter. Zoals bijvoorbeeld over lactaat waar we ons nu mee bezig houden. Dat wil ik wel vastleggen, dat steunt Jac Orie ook.”
MedZine neemt met regelmaat een kijkje in de keuken bij een specialist en vraagt hem naar zijn visie op de zorg in zijn vakgebied.